Welk materieel kost meer dan € 1 miljoen?
Inflatie en steeds modernere techniek doen aanschafprijzen van trekkers en machines flink oplopen. Samen met een oplopende rente maakt dat het rendabel rekenen van een investering steeds lastiger. TREKKER shopte rond met een denkbeeldige € 1 miljoen in de portemonnee. Met welke machines kun je dan thuiskomen?
Een nieuwe trekker of machine rendabel rekenen is nooit makkelijk geweest. Met de prijsverhogingen van de afgelopen jaren en de inmiddels oplopende rente voor financiering wordt voor velen de rekensom echter steeds lastiger.
Met € 1 miljoen kun je nog heel wat doen, maar er zijn inmiddels machines waarvoor al bijna een bedrag van zes cijfers op de afrekening verschijnt. De grootste maaidorsers, de grootste hakselaars, de grootste aardappelrooiers en de grootste mestvoertuigen tikken inmiddels richting of net over de grens van het magische miljoen.
Lees verder onder de foto’s
Nexat en LaserWeeder hoogste prijskaartje
Bijzondere, volgens specificaties van de klant gebouwde unicaten niet meegerekend, kwam TREKKER in zijn onderzoek naar de prijsontwikkeling van werktuigen de Nexat tegen als machine met waarschijnlijk het hoogste prijskaartje. Gevolgd door de LaserWeeder van het Amerikaanse Carbon Robotics. Deze geavanceerde, met laserlicht werkende onkruidbestrijder noteert € 1,4 miljoen. Hoewel de Nexat zijn prototypestadium is ontgroeid, geeft de leverancier nog geen prijs af. Het laat zich echter raden dat je bij Nexat met € 1 miljoen nog niet veel kunt doen. De aanschaf van de machine betekent immers automatisch ook de aanschaf van een aantal werktuigen.
Dat aan een grote machine een flinke prijs hangt, is logisch. Zoals het ook voor zich spreekt dat de steeds uitgebreidere optiepakketten de aanschaf duurder maken. Als de capaciteit meegroeit met de prijs, bespaar je met een grotere machine op arbeid. En in een aantal gevallen, zoals een maaidorser, ook op brandstof. De inzet is daardoor efficiënter.
Voor het allergrootste in hakselaars, maaidorsers of het extreme voorbeeld van een Nexat, geldt trouwens dat die in Nederland niet of maar nauwelijks worden verkocht. Buiten dat zijn de aanschafprijzen flink gestegen, zowel voor grote als kleinere trekkers en werktuigen. Inflatie en lange levertijden door de verstoringen vanwege de coronaperiode, waren de aanzet voor de prijsverhogingen van de afgelopen jaren. Sinds 2020 is een verhoging van gemiddeld tegen de 10% per jaar niet ongewoon.
Recordomzetten genoteerd
De levertijden van componenten zijn inmiddels weer een stuk beter. De prijzen zijn veelal gestabiliseerd, maar dit speelt nog steeds, vertelt Robin Vervaet van bietenrooier- en mestvoertuigenfabrikant Vervaet in Biervliet (Zld.). Voor de bietenrooierproductie van volgend jaar moest de fabrikant sommige componenten al in juli van dit jaar bestellen, terwijl de verkoop zich zo lang van tevoren moeilijk laat voorspellen.
Enorme levertijden en tegelijk grote prijsstijgingen maken een kostprijscalculatie ook lastig. Veel fabrikanten kozen er toch voor om bij hun offertes aan klanten de prijs vast te leggen. Ook al was het door de lange levertijden nog onzeker hoe het precies zou uitpakken.
Prijsverhogingen van 10 tot soms 15% per jaar waren vanaf 2020 de norm. Claas voerde voor 2023 nog een prijsverhoging van 12% door. Vergeleken met januari 2021 is bij AVR de prijs van een rijenfrees met 29% gestegen en die van een zelfrijdende rooier bijna 23%. Dit zijn slechts voorbeelden om een orde van grootte aan te geven – alle fabrikanten hadden hier mee te maken. Desondanks bleef de verkoop goed overeind.
Over de hele linie zijn de afgelopen jaren recordomzetten genoteerd. Door een prijsverhoging wordt de omzet in geld uitgedrukt vanzelf hoger. Echter, ook in aantallen is er in vrijwel alle takken van de landbouwmechanisatie meer verkocht.
Omzet is nog geen winst
Maar omzet is nog geen winst. Voor familiebedrijven, die niet verplicht zijn hun cijfers naar buiten te brengen, zijn winst en omzet moeilijk te bepalen. Beursgenoteerde spelers zijn echter verplicht hun cijfers bekend te maken. Die laten zien dat de prijsverhogingen en levertijden van de afgelopen jaren de grote drie (Agco, CNH Industrial en John Deere) geen windeieren hebben gelegd.
In 2020 werd eenieder overvallen door plotselinge veranderingen in de markt. Dat ging ook wel ten koste van de winst. Maar die jaren van winstpercentages tussen 1 en maximaal 3% van de omzet, of in sommige jaren zelfs verlies, maakten de afgelopen drie jaar plaats voor minimaal dubbele of zelfs driedubbele winstpercentages. Tezamen met een recordomzet.
Enige nuancering is op zijn plaats: met name John Deere en CNHi produceren niet uitsluitend trekkers en landbouwwerktuigen. Grondverzet en tuin- en parktechniek spelen mee, net als financieringsprogramma’s en levering van componenten zoals motoren aan derden. In die zin zijn deze cijfers wel ‘op een hoop geveegd’ – ze zijn niet alleen aan de fabricage van landbouwwerktuigen toe te schrijven. Maar de opmerking dat de werktuigenindustrie zich goed met de prijsverhogingen heeft weten te redden, lijkt op zijn plaats.
Prijzen stabiliseren
Prijzen lijken zich inmiddels te stabiliseren. Bovendien wordt er wat druk op de markt verwacht. Slinken de levertijden, of komt een fabrikant door teruglopende vraag wat ruim in zijn productiecapaciteit te zitten? Dan vertaalt zich dat niet gauw naar een lagere prijs voor het product, maar de klant zal wel meer onderhandelingsruimte ervaren.
De landbouwwerktuigensector is nog steeds een wereld van bruto- en nettoprijzen. Voor trekkers geeft dat vaak een speelruimte van 10 tot maximaal 20%. Bij grote werktuigen of oogstmachines is die ruimte doorgaans minder, maar ook daar geldt dat, wanneer fabrikanten de orderboeken niet al te vol hebben, er meer te wheelen en dealen is.
Tot op zekere hoogte wordt ook de prijs van nieuwe machines beïnvloed door vraag en aanbod. Grote vraag in de markt met tegelijk lange levertijden, creëren een ideaal klimaat voor enige ‘graaiflatie’. Daar lijkt ook de werktuigenindustrie niet helemaal van gespeend. De afgelopen drie kwartalen gaven de beursgenoteerde ‘grote drie’ geen winstwaarschuwingen af, maar juist hogere omzetten dan een jaar eerder. Agco bijvoorbeeld noteerde in 2022 13,6% meer omzet, en verwacht voor 2023 10% meer af te rekenen. CNH en Deere & Company melden vergelijkbare groeicijfers.
Arbeid belangrijke factor
Inmiddels zijn de prijzen van grondstoffen als rubber en staal gestabiliseerd, zelfs weer flink gedaald. Ook de prijzen van containertransporten – die in de coronaperiode verdubbelden, verdriedubbelden en zelfs wel verviervoudigden – zijn weer min of meer op het pre-coronaniveau. Anderzijds is, gekoppeld aan de inflatie voor de consument, nog steeds sprake van loonsverhogingen. Analyse van de omzetcijfers van werktuigenfabrikanten leert dat arbeid een belangrijk percentage van de omzet voor zijn rekening neemt. De landbouwwerktuigenindustrie is relatief arbeidsintensief, waardoor loonkosten snel doortellen.
Een paar voorbeelden: Lemken maakte voor boekjaar 2022 een omzet van € 599 miljoen bekend. Een groei van 25% in een jaar tijd. Het personeelsbestand groeide met 4,5% naar 1.773 personen. Dat komt neer op een omzet van € 337.845 per werknemer.
Het veel kleinere Sky (voorheen Sulky) maakte bekend dat het vorig jaar ook flink groeide, naar een omzet van € 85 miljoen. Het heeft 350 mensen in dienst en realiseert dus een gemiddelde omzet van € 242.857 per persoon.
Een Belgische fabrikant van landbouwwerktuigen die liever niet met naam genoemd wordt, realiseerde afgelopen boekjaar eveneens een flinke groei in omzet naar € 80 miljoen en heeft daarvoor 230 mensen aan het werk. Die realiseren gemiddeld € 347.826 omzet per persoon.
De verschillen worden onder andere verklaard door inkoop van duurdere componenten voor zelfrijders. Je schroeft sneller voor € 100.000 aan hydrauliek en elektronica aan een grote machine, dan dat je voor € 100.000 aan bakken voor kunstmestrooiers produceert. Schaalgrootte is de tweede factor met grote invloed op de productie per medewerker.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt de geldontwaarding in 2022 op 10%. Daardoor worden in cao’s weer loonsverhogingen bedongen. In het eerste kwartaal van 2023 was de gemiddelde toename van het cao-loon 5%. Vakbonden becijferen dat voor het op peil houden van de koopkracht in 2023 een loonsverhoging tot bijna 15% noodzakelijk is.
Rente doet pijn
De landbouwwerktuigenindustrie houdt voor 2024 toch rekening met een daling van de omzet variërend van 5 tot 7%, zo sprak Anthony van der Ley, CEO van Lemken en tevens Cema-vicevoorzitter en voorzitter van de Duitse brancheorganisatie VDMA, onlangs op een bijeenkomst in Frankrijk. “Bij Claas werd ook wel gerekend op 5% minder omzet volgend jaar”, vertelt Bert Kuiper, verantwoordelijk voor Claas bij Kamps de Wild, die in november de markt toch weer vriendelijker ervaart.
De oplopende rente is de belangrijkste verklaring voor een verwachte krimp. Dat is in lijn met de inzichten van economen van buiten de landbouw. De Europese Commissie verwacht voor 2024 in de Eurozone een economische groei van 0,5%, terwijl zij begin dit jaar nog op 1,8% rekende. Voor Duitsland wordt zelfs een krimp van 0,4% verwacht.
Auteur: Martin Smits
Gerelateerde tags: Trekkeraanschaf