IJsland kent kleine, soms grillige trekkermarkt
Zusterbedrijven Aflévar en Búvélar verkopen samen een derde van alle nieuwe trekkers op IJsland. Aflévar verkoopt hoofdzakelijk Valtra, Búvélar verkoopt Massey Ferguson. Fridrik Ingi Fridriksson is sinds kort eigenaar van de beide bedrijven. Hij vertelt samen met verkoper Össur Björnsson over hoe de trekkermarkt in IJsland in elkaar steekt, en ook over hoe grillig die soms is.
Jaarlijks worden 100 tot 150 nieuwe trekkers verkocht op IJsland. Ter indicatie: in Nederland waren dat er in 2022 iets meer dan 2.500 stuks. Je kunt dus stellen dat de IJslandse trekkermarkt niet zo groot is. Toch zijn praktisch alle trekkermerken er vertegenwoordigd.
Zusterbedrijven Aflévar en Búvélar zijn goed voor een derde van de IJslandse mechanisatiemarkt. Beide bedrijven zijn gevestigd in hetzelfde nagelnieuwe gebouw in Selfoss. Aflévar, waarvan de showroom met blauwtinten is ingericht, verkoopt Valtra-trekkers, Pronar-hooibouwmachines en andere werktuigen. Aan de andere kant van de showroom huist Búvélar, met een overwegend rode inrichting. Hier is Massey Ferguson het huismerk. Op wens van Agco heeft CEO Fridrik Ingi Fridriksson het bedrijf in tweeën gedeeld en afscheid genomen van onafhankelijk, concurrerende merken als McHale. Beide bedrijven werken wel samen als één bedrijf.
Het terrein rondom de gloednieuwe bedrijfsruimte staat momenteel overvol. Er staan vooral nieuwe Valtra N-series en Massey Ferguson 5S-series (105-145 pk) – dat zijn de populairste modellen van IJsland. Maar onderschat de IJslandse markt niet op motorvermogen. Er staat ook een ruim 200 pk sterke MF 8S.255 op het erf. Op het moment van schrijven rolt in Rotterdam een 300 pk sterke Valtra Q305 op een RoRo-boot, die binnen drie tot vijf werkdagen arriveert in IJsland.
Lees verder onder de foto
Nieuw in de landbouwmarkt
Fridrik Ingi Fridriksson nam in 2020 de toen failliete Valtra- en Massey Ferguson-dealer Jötunn Vélar over. Fridriksson en zijn familie hebben een honderdjarige geschiedenis in het verkopen van (industriële) bezems. Tegenwoordig verkoopt Fridrik vooral onderhoudsmateriaal aan vliegvelden.
Met de overname van dealer Jötunn Vélar zette hij zijn eerste stappen in de landbouw. “Een grote klant van mij, een vliegmaatschappij, stopte ermee tijdens de coronapandemie. Toen vroeg ik mij af: ‘welke business stopt nooit?’ De agrarische. Dat is in grote lijnen waarom ik het dealerbedrijf overnam”, legt Fridriksson uit. Sinds de overname heeft hij het bedrijf in tweeën gedeeld en een nieuwe showroom aan het bestaande gebouw geplaatst. Achterop het terrein is een bouwbedrijf bezig met het realiseren van een grote hal, die voor een groot deel wordt verhuurd.
Lees verder onder de foto
Meer vraag naar grotere trekkers
Verkoper Össur Björnsson werkte zo’n twintig jaar bij Jötunn Vélar en nu dus bij Fridriksson. Hij vertelt over de IJslandse mechanisatiemarkt. In grote lijnen ziet hij dat de vraag naar grotere trekkers stijgt. Dat komt enerzijds doordat boeren het landwerk in no time klaar willen hebben vanwege een kort groeiseizoen. Anderzijds zijn grotere trekkers ook bruikbaar voor grondverzetbedrijven en bijvoorbeeld bij het sneeuwruimen.
Björnsson vertelt dat de markt ook sterk afhankelijk is van toerisme. “Tijdens de IJslandse bankencrisis in 2008 hadden veel boeren hier een lening lopen in euro’s en was de wisselkoers slecht. Toen zijn veel boeren gestart met een nevenactiviteit in toerisme”, vertelt Björnsson. “In 2019 ging een belangrijke IJslandse vliegmaatschappij failliet, wat zorgde voor een teruglopend aantal toeristen. Kort daarna bleven toeristen helemaal weg vanwege corona. Dat betekent niet alleen dat belangrijke nevenactiviteiten als paardrijden stokten, het leidde ook tot overproductie van gewassen en melk. Met als gevolg dat de prijzen daalden”, vertelt Björnsson. Hij voegt eraan toe dat de mechanisatiemarkt sowieso altijd wisselvallig is vanwege de schommelende wisselkoers van de onafhankelijke IJslandse kroon. “Er is daardoor altijd een afwachtende houding als het gaat om investeren in machines.”
In topjaren zijn er wel 300 tot 400 nieuwe trekkers op IJsland verkocht. Dat geldt niet voor dit jaar, weten de mannen, ondanks dat IJsland weer volloopt met toeristen. Het komt deels doordat de verkoopprijzen van nieuwe machines hard stijgen. Door deze trend hebben Aflévar en Búvélar er sinds kort een nieuwe concurrent bij, die zij de ‘broker’ noemen. Dat zijn handelaren die tweedehands trekkers uit Europa halen, met name uit het Verenigd Koninkrijk, en die verkopen op IJsland.
Geen occasions
Tijdens een rondje over het bedrijf vallen twee dingen op. Ten eerste: er is een groot magazijn, om veel onderdelen snel te kunnen leveren. Als de mannen een onderdeel bestellen, dan duurt het twee à drie werkdagen voordat die vanuit het Franse Agco-onderdelendistributiecentrum op IJsland arriveren. Het tweede dat opvalt: er staat louter nieuw materiaal op het erf en slechts een occasion. Die laatste wordt net opgehaald als leentrekker.
Lees verder onder de foto
Aflévar en Búvélar hebben slechts een kleine werkplaats en reparaties besteden zij uit aan onafhankelijke werkplaatsen. De grootste is gevestigd aan de andere kant van het dorp Selfoss. Daarnaast zijn er ruim tien onafhankelijke werkplaatsen verspreidt over IJsland, waaronder twee grote in het noorden. CEO Fridrik Ingi Fridriksson vertelt dat deze samenwerking al vanuit de tijd van Jötunn Vélar zo loopt. Daarbij zou de markt te klein zijn om zelf een werkplaats te starten. “Op de een of andere manier werkt dit gewoon goed zo”, vertelt hij.
Auteur: Bob Karsten
Gerelateerde tags: Massey Ferguson, Thema IJsland, Trekkers, Valtra