Zelfrijdende Delvano omgebouwd tot slootkantenmaaier
Marius Lensink in het Gelderse Haarlo bouwde een zelfrijdende Delvano om tot slootkantenmaaier. Dat ging gepaard met het nodige denkwerk, maar ook met veel uren om de metamorfose uit te voeren.
Marius Lensink legde afgelopen zomer de laatste hand aan een zelfrijdende slootkantenmaaier. Een opdracht van loonbedrijf Van Diepen in De Weere (N.-H.). Voor hen bouwde hij negentien jaar geleden al eens een WKM-werktuigendrager om tot zelfrijdende slootkantenmaaier. Marius is de man achter GML Machines, en specialist in het bouwen van klantspecifieke machines en het bedenken van technische oplossingen. Dat kan een neuswiel voor een trekker zijn, of een koebehandelbox. Maar GML heeft ook grotere projecten, zoals verschillende zelfrijders, op zijn naam staan. Een van de bekende was de Zetor-trike. Die bracht hij in de periode 2010-2013 in samenwerking met Slootsmid op de markt.
En nu dus een tweede, maar wel weer heel andere zelfrijdende kantenmaaier. De meeste slootkanten worden met trekkers gemaaid. Met als nadeel dat het zicht voor de chauffeur niet optimaal is. De zelfrijder die Van Diepen al eerder door Lensink liet bouwen, bevalt wat dat betreft een stuk beter. Vandaar het besluit om een nieuwe te laten bouwen.
Lees verder onder de foto
Volledig hydraulisch
De nieuwe maaier is gebouwd op basis van een Delvano Hydro-Trac S3600-zelfrijdende spuit, van bouwjaar 2001. Een Hydro-Trac is volledig hydrostatisch aangedreven, met vier gelijke wielen en vierwielbesturing. Ze waren destijds ook te koop met verstelbare spoorbreedte, maar dat heeft deze niet. In hondengang rijden is mogelijk, en dat is voor slootkanten maaien handig. Het voertuig kan dan de sporen in de breedte verdelen, kan snel van de kant af sturen, en tevens met het achterwiel wat verder van de kant af blijven.
In 1986 kwamen de Hydro-Tracs voor het eerst op de markt. De S3600 was het topmodel. In 1996 kregen de Hydro-Tracs onafhankelijk pendelende voorwielen. Voor het kanten maaien niet zo belangrijk, maar als spuitmachine maakte dat het voertuig stabieler in oneffen terrein. Delvano monteerde bij deze zelfrijders de cabine op de linkerzijkant, met de instap vanaf de rechterkant. Op deze maaimachine echter staat de cabine in het midden, en stap je in aan de linkerkant. Een van de eerste punten bij de ombouw was de deur van rechts naar links verplaatsen. En dan de cabine draaibaar maken, voor beter zicht op het werk. Omdat de chauffeur alles elektro-hydraulisch bedient, is dat nog redelijk te doen. Maar net als de rest van het project is het toch veel puzzelen en nadenken om het allemaal goed te laten functioneren.
Lees verder onder de foto
Goede contacten
Lensink heeft naast zijn constructiebedrijf ook een loonwerktak. Vooral spuiten. Dat doet hij al jaren met een Delvano-zelfrijder. Voor het ombouwproject maakte dat niet zoveel uit, maar de contacten met importeur Weststrate en de fabriek in België maakten het wat makkelijker. Van de fabriek in Harelbeke kreeg Marius de geboortekaart van de machine. Dat wil zeggen de specificaties, maar vooral ook de schema’s van het elektrische en hydraulische systeem. Aan het rijdend gedeelte hoefde in principe niks te veranderen, maar als je geen schema’s hebt, is het wel een hele uitzoekerij hoe het allemaal in elkaar steekt. Om de maai- en harkarm aan te drijven en te bedienen, wil je immers de hydrauliek gebruiken die bij de spuitmachine de pomp aandrijft en de spuitbomen bedient.
De machine werd zonder spuitbomen aangeleverd. Als je dan de tank en de cabine verwijdert, staat er al snel een behoorlijk kaal basisvoertuig in de werkplaats. Dan begint het echte werk: Lensink kortte het chassis in met 40 centimeter en verplaatste de cabine naar het midden. Uiteindelijk is het voertuig vrijwel volledig gestript, want leidingen, slangen en kabels moest hij inkorten, en ze zijn deels door nieuw vervangen. Plus dat alles opnieuw in de verf ging … Ook dat was wel nodig. De machine had veel vloeibare kunstmest gespoten, en nog veel meer dan bij gewasbeschermingsmiddelen wil dat roest veroorzaken.
Lees verder onder de foto
Uren maken het duur
“Bij het demonteren van al het leidingwerk en de componenten en het bestuderen van de schema’s, kwam ik er pas achter hoeveel werk erin gaat zitten om zo’n zelfrijdende spuit te bouwen”, vertelt Marius. De optelsom aan componenten voor een nieuwe machine loopt al aardig in de papieren. Maar het werd hem duidelijk dat vooral de tijd die nodig is om alles op maat te maken en te monteren zo’n machine duur maakt.
De totale ombouw heeft toch wel meer dan 1.000 uur gekost. Hoewel er al het nodige denkwerk aan voorafgaat, kom je tijdens het bouwen nog veel details tegen die om een oplossing vragen. Je komt ook op creatieve oplossingen, zoals een opbergplek in het chassis voor reservemessen. En een mooie plek voor een degelijke gereedschapskist. De arm voor het maaien en harken is bestaande techniek, dus dat wiel hoefde hij niet opnieuw uit te vinden. Wel moet het allemaal netjes worden aangebouwd, en goed kunnen zwenken en in transport klappen.
Lees verder onder de foto
TÜV geprüft
Inmiddels kennen we ook in Nederland een kentekenplicht. Als constructeur ben je verantwoordelijk voor de veiligheid van het product dat je aflevert. Lensink koos voor de kortste klap en liet het voertuig keuren door de Duitse TÜV. Als je bouwt op een bestaand voertuig dat al een toelating heeft, wordt dat wat eenvoudiger. Maar hier gaat het om een totaal andere opbouw waar ook de machinerichtlijn op van toepassing is. Dan is een aparte keuring nodig. Lensink: “Dat verliep vrij soepel: iemand van de TÜV is bij de machine geweest. En omdat we ons ervan bewust waren wat in grote lijnen de eisen van de machinerichtlijn zijn, was dat vrij snel voor elkaar.”
Lees verder onder de foto
De praktijk
Inmiddels is de machine in gebruik. Hij draait goed. Alles functioneert, maar de gewichtsverdeling bleek nog niet ideaal. Ieder wiel heeft een eigen hydromotor. Deze zijn parallel aangesloten, waardoor de olie de weg van de minste weerstand zoekt. Tijdens het maaien heeft het linker achterwiel minder gewicht dan het rechter, en dat kan wielslip veroorzaken. Om dat te compenseren krijgt de linkerkant nog een contragewicht. De inschatting is dat 1.100 kilo verzwaring genoeg is.
Als volledige spuitmachine bracht de Hydro-Trac met lege tank 7.700 kilo op de weegschaal, als zelfrijdende maaier zit dat rond slechts 4.500 kilo. Met contragewicht dus 5.600 kilo. Niet eens zo zwaar, want in principe heb je het over een 170 pk trekker.
Lees verder onder de foto
Op tekening
Lensink is een door de praktijk geschoolde man. In zijn werkplaats kan hij met zijn handen maken wat hij in gedachten voor zich ziet. De omschrijving ‘boerensmidswerk’ doet geen recht aan zijn vakmanschap. Maar achter in de werkplaats staat nog een echt smidsvuur. En dat gebruikt hij ook nog. Onder andere de kruk waarmee je het luik in de neus van de machine sluit, is handgesmeed.
Degelijk en doeltreffend. Lensink is niet van de kunststof panelen en de gepuntlaste plaat. Ook niet van het plamuren. Wat hij maakt is degelijk en praktisch in het gebruik. Maar: het moet ook goed ogen. Het vroeg het nodige denkwerk om de machine zo te bouwen dat de totale vormgeving goed ‘in balans’ oogt. “En alles staat op tekening”, grapt de Achthoeker, en hij haalt het krijtje uit zijn zak waarmee hij op de vloer van de werkplaats zijn schetsen maakt.
Lees verder onder de foto
Tekst: Martin Smits, Foto’s: Hans Prinsen
Gerelateerde tags: maaiarm, Sleutelaar, Slootkantenmaaier