Investeringen in NIR op waakvlam
Na de aanvankelijke hype bij fabrikanten en loonwerkers is de interesse in NIR-sensoren voor mestanalyse flink geluwd. Beperkte belangstelling bij veehouders, afwijkende resultaten ten opzichte van lab-analyses en ook corona vertragen de opmars.
Groot nieuws, zeven jaar geleden: John Deere komt, in samenwerking met onder meer Vervaet, met een NIR-sensor voor real-time mestanalyse op transport- en mesttanks (zoals ook te lezen in TREKKER 308 – mei 2014). Ook bij Veenhuis Machines, inmiddels onderdeel van de SVgroup, liep toen al een project om drijfmest met NIR-sensoren te analyseren op inhoudsstoffen, op gehaltes. Deze en ook andere fabrikanten verkochten de afgelopen jaren verschillende NIR-systemen in Nederland. Maar de laatste tijd loopt het hier niet meer zo hard, anders dan in het buitenland. Dat heeft verschillende oorzaken.
Twijfel over lab-analyses
Aan de interesse van loonwerkers ligt het volgens de fabrikanten niet. Ze zien de techniek wel zitten, maar worstelen met een beperkte interesse van veehouders. Dat maakt het lastig om de investering terug te verdienen. Ook blijven de verplichte lab-analyses afwijken van gehaltes die de NIR-sensoren meten in dezelfde tank. Dus twijfelen veehouder en akkerbouwer aan de nauwkeurigheid van de sensoren, en dus over de juistheid van de metingen.
Uit drie jaar metingen op melkveeproefbedrijf De Marke in Hengelo (Gld.) blijkt dat de NIR-sensor fosfaatgehaltes in rundveedrijfmest en in dunne fractie systematisch overschat, en kaliumgehaltes systematisch onderschat. Stikstofgehaltes liggen gemiddeld in lijn met de uitslagen van de lab-analyses. Bij NPPL-deelnemer Nanne Sterenborg in Onstwedde (Gr.) gaven twee verschillende NIR-sensoren op de mesttank en NIR-analyses bij twee laboratoria allemaal andere uitkomsten. De gehaltes van de sensoren op de tank lagen precies tussen de uitslagen van de laboratoria in. “Maar ja, welke uitslag is dan de juiste?”, vraagt Sterenborg zich af. “Zijn de uitslagen van laboratoria wel betrouwbaar?”
Precies dat vragen leveranciers van NIR-techniek zich ook af. Zolang laboratoriumanalyses leidend zijn, delven hun sensoren het onderspit. Zunhammer gaat dit seizoen mede daarom bij Sterenborg mestmonsters nemen tijdens het uitrijden, en laat die analyseren door een geselecteerd laboratorium. Zo hopen ze de ijklijnen te verbeteren, en in combinatie met de ruwe data ook NIR-sensormetingen achteraf te kunnen corrigeren.
Doelstelling accreditatie blijft
In TREKKER 378 (Maart 2020) schreven we over het streven van de overheid en van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) om NIR-sensoren in december 2022 geaccrediteerd te krijgen voor gebruik op tanks/voertuigen voor mesttransport. De CDM bepleitte bij de overheid om NIR-techniek vanaf dat moment fasegewijs in te voeren omdat deze minder fraudegevoelig is; er komt immers geen monsterafhandeling bij kijken. Bovendien geeft het snellere resultaten. Daarbij worden in de eerste fase, in de drie tot vijf jaar ná 2022, minder strenge nauwkeurigheidseisen (voorgesteld door de CDM) gehanteerd. In de tweede fase worden de eisen aangescherpt naar het huidige niveau van nauwkeurigheid bij bemonstering en nat-chemische analyse op vrachtniveau.
Navraag leert dat dit streven en de planning onveranderd zijn, maar dat het proces wel vertraging opliep door de coronapandemie. Tot december 2022, en ook tijdens de twee fases van de invoering van NIR-sensoren, hebben leveranciers de gelegenheid om de nauwkeurigheid van de techniek en vooral de betrouwbaarheid van de ijklijnen verder te vergroten.
Gerelateerde tags: Nir, Thema Mest