fbpx
Terug naar nieuwsoverzicht

Klassieker | Itse Bos met zijn John Deere 1120

Itse Bos uit Dronten (Fl.) met zijn John Deere 1120. Deze trekker was in 1967 de zwaarste van de driecilinders in de John Deere 20-serie. - Foto's: Hans Prinsen

Itse Bos uit Dronten (Fl.) mag graag af en toe wat klussen met de John Deere 1120 die hij samen met zijn zoon Robin opknapte. Een wedstrijdje ploegen, met een John Deere-wentelploeg uit Frankrijk, slaat hij ook niet af. Destijds was de 1120 het zwaarste model van de John Deere-driecilinders.

De 20-serie van John Deere luidde in Mannheim (D.) in 1967 een nieuw tijdperk in. Een nieuwe serie waarvan twee jaar eerder de in de Verenigde Stagen geïntroduceerde 3020 en 4020 al de voorbodes waren. In Mannheim maakte John Deere, na de overname van Lanz in 1960, een compleet nieuwe start met trekkers die in niets op de voorgangers van Lanz leken. Dat werden de niet geheel probleemloze 100-serie trekkers.

De opvolgende 10-serie, die nog de naam John Deere-Lanz op de motorkap had staan, deed het door flink wat wijzigingen al stukken beter. Pas met de opnieuw flink gewijzigde en veel modernere 20-serie had John Deere een trekker waar het de concurrentie mee aankon.

Het concept van de 20-serie bleef tot 1992 gehandhaafd. Toen is met de introductie van de 6000-serie in Mannheim en de 7000-serie in Waterloo (VS) een volledig nieuw concept geïntroduceerd.

Amerikaans ontwerp

De aanduiding Lanz verdween vanaf de 20-serie op de Mannheim-trekkers voorgoed van de motorkap. Het uiterlijk en deels ook de bouwwijze was, net als bij de voorgangers van de 100- en de 10-series, gebaseerd op de Amerikaanse trekkers.

Kenmerkend voor de 20-serie en zijn opvolgers is de brandstoftank voor in de neus. Daardoor zitten alleen luchtroosters op de zijkanten. En verder het hydraulische systeem dat John Deere al in 1960-1961 in de Verenigde Staten introduceerde op de 3010 en 4010: closed-centerhydrauliek. Dat bestaat uit een radiale plunjerpomp die, door de werkdruk aangestuurd, automatisch en volledig traploos de opbrengst regelt tussen nul en maximaal. Voor zijn tijd heel modern. John Deere is de enige trekkerfabrikant die dit op vrijwel al zijn trekkers toepaste, zowel op de 20- als de 30-, 40- en 50/55-series. Tot de introductie van de 6000-serie in Mannheim en de 7000 in Waterloo, in 1992. Toen ging John Deere over op axiale plunjerpompen met een loadsensingregeling. Ook was vanaf toen de motor geen dragend onderdeel meer van de trekker.

Tekst gaat verder onder de foto

In het midden onder de trekker is een aftakking voor de aandrijving van de maaibalk. In combinatie met de optionele hydraulische bediende aftakas draait die mee met aftakas achterop. Bij de handkoppelingversie is die apart te bedienen.

In het midden onder de trekker is een aftakking voor de aandrijving van de maaibalk. In combinatie met de optionele hydraulische bediende aftakas draait die mee met aftakas achterop. Bij de handkoppelingversie is die apart te bedienen.

Uitsluitend tweewielig

De kleinste trekker in de serie, de 820, had nog een bak met zeven versnellingen die worden geschakeld door tandwielen te schuiven. De zwaardere modellen hebben een bak met acht versnellingen met schakelmoffen, de opmaat naar een gesynchroniseerde versnellingsbak.

Vanaf de 1020 was een hydraulische hoog-laagschakeling (Hi-Lo) leverbaar, evenals een hydraulisch bediende rij-onafhankelijke aftakaskoppeling. Bij de zwaarste trekker in de serie, de 3120 zescilinder, behoorde dat beide tot de standaard uitvoering.

Tekst gaat verder onder de foto

In het midden de oranje hendel van de hydraulisch bediende aftakas. Links naast het stuur de optionele Hi-Lo, de onder belasting schakelbare hoog-laag. Rechts het handgas.

In het midden de oranje hendel van de hydraulisch bediende aftakas. Links naast het stuur de optionele Hi-Lo, de onder belasting schakelbare hoog-laag. Rechts het handgas.

Voorwielaandrijving heeft de 1120 nooit gekend. Vanaf 1972 waren de vier- en de zescilinder leverbaar, met een hydraulische voorwielaandrijving. Die is ook nog bij de 30-serie gehandhaafd, hoewel de driecilinders toen leverbaar werden met een mechanisch aangedreven vooras.

Werktuigen uit Frankrijk

De trekker van Itse en Robin Bos staat voor een tweeschaar John Deere-wentelploeg. Feitelijk een groen gespoten Huard-ploeg uit Frankrijk. Na de overname van Lanz wilde John Deere zich in Europa presenteren als full-liner, net als in de Verenigde Staten. De Lanz-fabriek was dat ook, maar ten tijde van de overname in 1956 had die al niet meer zo’n sterk werktuigenprogramma. Om toch een volledig pakket aan te bieden zocht John Deere samenwerking met andere fabrikanten, waaronder Huard. In 1959 nam het bedrijf in Frankrijk de Compagnie Continentale de Motoculture (CCM) over, die vooral hooibouwwerktuigen produceerde. Daarmee had John Deere vooral in Frankrijk een vrij groot werktuigenprogramma onder eigen label.

De overname van CCM leidde uiteindelijk tot de motorenfabriek in Saran. Die fabriceert ook nu nog de motoren voor de Europese modellen. De motoren van de 20-serie zijn eveneens in Saran geproduceerd. De motor van de 1120 kreeg vanaf mei 1971 kleine wijzigingen: het oliebad-luchtfilter werd een droog filter, en er kwam 2 pk bij.

Auteur: Martin Smits

Ben je op zoek naar een gebruikte John Deere? Neem eens een kijkje op Traktorpool.nl

Gerelateerde tags:

Gerelateerde artikelen

Afbeelding artikel

Klassieker | Massey Ferguson 2745 ontworpen voor 200 pk

In 1976 introduceerde Massey Ferguson een nieuwe trekkerserie waarmee de fabrikant de competitie aanging in de categorie tot 200 pk.
Afbeelding artikel

Zeldzame combi Fendt 104S met mestverspreider

Hans ten Napel is de trotse eigenaar van een klassieker, een Fendt 104S. Daar zijn er wel meer van, maar die...
Afbeelding artikel

De Fiat 160-90 was de grootste trekker uit de buurt

De Fiat 160-90 en 180-90 waren destijds de zwaarste trekkers bij Fiat. Het zijn inmiddels ook geliefde klassiekers. Wie nog een...