Gevecht om de grammen tijdens wedstrijd micropulling
Tractorpulling, maar dan op schaal en radiografisch bestuurd. Dat is micropulling. Net als in het groot met verschillende klassen, startgewichten en limieten. De techniek is net zo uitdagend als bij de grote jongens, licht en toch sterk.
Wedstrijden micropulling worden meestal verreden als programmaonderdeel van een groter evenement. Zo was de Nederlandse Micropulling Organisatie (N.M.P.O.) present op de Boerendag & Oldtimershow, 9 augustus in Alphen (N.-Br.).
Al meteen bij binnenkomst trekt het scherp jankende geluid van de kleine machines de aandacht. Bovenop de bult – waar over een paar weken de VIP-tent staat als op hetzelfde terrein de grote tractorpulling plaatsvindt – ligt een baan van 15 meter lang, zo strak als een biljartlaken. Eromheen marktkraampjes waar de deelnemers hun trekkers hebben uitgestald, met onderdelen, gereedschap en een startkast. Een praatje is zo gemaakt. De enthousiastelingen vertellen maar wat graag over de bijzondere technieken die ze zelf bedacht en gemaakt hebben (bekijk de video onderaan dit artikel).
Serieuze competitie
De schaal waarin de kleine pullers zijn gebouwd is 1:10, het gewicht is in kilo’s in plaats van tonnen. De vermogens-gewichtsverhouding is vergelijkbaar met de grote machines, zo ook de wielsnelheid. Een 5,5 kilo Vrije klasse-micropuller heeft zo’n 12 pk, de wielsnelheid gaat richting 140 kilometer per uur!
Net als in het echt hebben de kleintjes last van ‘groeiende wielen’. Er is sprake van een heuse competitie, georganiseerd door de eigen vereniging N.M.P.O. Voor dit jaar staan maar liefst zesenveertig machines ingeschreven!
Op een wedstrijd krijgen alle deelnemers twee pogingen om een full pull te halen. Iedereen die daarin slaagt, gaat door naar de finale. Het valt nog niet mee om in rechte lijn over de baan te vliegen. Een flinke slinger komt regelmatig voor, niet zelden eindigend buiten de baan. Sturen gebeurt met de voorwielen. Sturen door een achterwiel af te remmen mág wel, maar nog niemand die dat op zijn trekkertje heeft gebouwd. In het verleden werkten deelnemers met een zijdelings verschuifbare trekhaak, maar dat werkte zo goed dat de lol eraf ging. Die mogelijkheid is inmiddels verboden.
Variatie in motoren
Vanuit de modelbouwwereld is het snerpende tweetaktmotortje uit een radiografisch bestuurd autootje een makkelijk begin. De techniek is zeer simpel: de machientjes lopen op een mengsel van methanol en nitromethaan, dat zichzelf ontsteekt met een gloeibougie. Deze wordt van tevoren door een stroombron opgegloeid, en houdt zichzelf vervolgens op temperatuur door de verbranding. Met 25.000 toeren levert een tien cc motortje al gauw zo’n drie pk. Vanwege het lage gewicht passen er zo maar vier op de zwaarste Vrije klasse-puller.
Tegenwoordig zijn de viertakt modelbouwmotoren in opkomst. Met een grotere cilinderinhoud en wat minder toeren lopen ze rustiger, maar ze zijn zwaarder dan een tweetakt met vergelijkbaar vermogen. Vandaar dat we deze motoren vooral terugzien in klassen waar slechts één motor is toegestaan en waar het gewicht iets minder kritisch is. De meeste viertaktmotoren lopen op dezelfde brandstof als de tweetakten, ook weer ontstoken door een gloeibougie. Ook zijn er viertaktmotoren die benzine als brandstof gebruiken. Benzine laat zich niet door een gloeibougie ontbranden; op deze kleine motoren zit een heuse ontsteking.
Lees verder onder de foto’s
Onderdelen overal vandaan
Centrifugaalkoppelingen – veelgebruikt zijn die van een Stihl-bosmaaier – geven het vermogen van de kleine blokjes via een heuse crossbox door naar de achteras. Deze kan bestaan uit kunststof tandwielen of uit stalen tandwielen in een gesloten kast met een drupje olie erin voor de smering. In de achteras zitten onderdelen die in de modelbouwhandel te koop zijn, maar het achterashuis is zelfgemaakt van aluminium.
Sommige deelnemers rijden zonder eindvertraging. Anderen hebben een rechte eindvertraging zoals bij echte trekkers in het achterashuis, of zelfs planetairen in de achterwielen. Die komen dan weer van een Vario-modelbouwhelikopter.
Banden wisselen
Superstocks mogen maximaal één motor gebruiken, zo groot als onder de motorkap past. Ze rijden in twee gewichtsklassen: 3,5 en 4,5 kilo.
The Green Nightmare heeft een licht setje luchtbanden om onder de 3,5 kilo te komen. In de zware klasse monteert Marchel van der Geld een zwaarder setje gevuld met schuim, met meer grip. De resterende grammen worden aangevuld met echte gewichtjes. Die kunnen op verschillende plekken hangen voor de beste balans, passend bij de baan.
Ontwikkelingen staan niet stil
De nieuwste ontwikkeling binnen de N.M.P.O. is een elektro-klasse. Deze krijgt de naam Prostock, en de machines moeten voorzien worden van een motorkap. Onder deze motorkap komt een elektromotor. Jelmer Lohuis werkt in de elektrowereld en hield zich met het reglement bezig. De accu is een lithium-polymeeraccu, in de modelbouwwereld kortweg LiPo-accu genoemd. Deze is gelimiteerd: maximaal 200 ampere en maximaal 16,8 volt. Als je maximaal stroom aan de accu onttrekt, daalt de spanning naar 14,8 volt. Hieruit volgt het maximale vermogen dat de accu kan leveren volgens de formule vermogen = spanning x stroomsterkte: 14,8 x 200 = 2.960 watt. Vanwege brandgevaar – denk aan brandende smartphones – bewaart Jelmer de accu’s in een brandvrije zak in een stalen munitiekist. Deze ontwikkeling geeft eens te meer aan: micropulling is springlevend!
Auteur: Ruben Fortuin
Gerelateerde tags: Micropulling, Tractorpulling