fbpx
Terug naar nieuwsoverzicht

15 diesel-minishovels getest: Finse Norcar wint

TREKKER heeft samen met collega’s uit Denemarken, Noorwegen en Finland 22 minishovels getest: 15 dieselvarianten en 7 elektrische modellen. In dit artikel lees je alles over de 15 geteste diesel-minishovels en welke als beste uit de bus komt. – Foto’s: Mark Pasveer

Het Finse merk Norcar scoort de meeste punten in onze grote vergelijkingstest, waarin we vijftien verschillende diesel-minishovels van 2,5 à 2,7 ton hebben getest. Het Duitse Weidemann eindigt op plek twee, en op plek drie staat het Nederlandse Giant. In dit artikel lees je alle ins & outs over de 15 geteste diesel-miniloaders.

Als je zoekt naar een minishovel in formaatje 2,5 tot 2,7 ton, dan vind je een overweldigend aantal fabrikanten. Wij organiseerden een grote vergelijkingstest, om deze markt wat transparanter te maken. Vijftien verschillende minishovels, bepakt met allerlei aanbouwdelen, arriveerden op de testlocatie in Noord-Brabant.

Na drie weken intensief testen, kunnen we als testteam een favoriet aanwijzen – dat is de machine die de meeste punten scoorde over het totaal van alle testonderdelen. Ook werd duidelijk welke machine het minste punten haalde, en alles ertussenin. Zie hieronder het totale testresultaat.

Lees verder onder de staafdiagrammen, foto’s, kader en video; bekijk nog meer foto’s onderaan dit artikel

In deze figuur zie je het testresultaat van deze grote minishoveltest, waarbij alle punten bij elkaar opgeteld zijn. Onderop, in de grijstinten, staan de punten voor de techniek, die dus gebaseerd zijn op meetresultaten. Je ziet hier dat vooral Giant hoog scoort, net als Norcar, Weidemann, Schäffer en Relly. De punten erboven, in blauwe kleuren, zijn voor de praktische zaken, gebaseerd op de beoordeling van het testteam. Hier scoort Norcar het hoogste, gevolgd door Weidemann en Schäffer. De twee beoordelingen samen vormen het eindresultaat, dat af te lezen is in de gele bolletjes bovenaan de staven. Er zitten 178 punten verschil tussen de hoogste en laagste.
In deze figuur zie je het testresultaat van deze grote minishoveltest, waarbij alle punten bij elkaar opgeteld zijn. Onderop, in de grijstinten, staan de punten voor de techniek, die dus gebaseerd zijn op meetresultaten. Je ziet hier dat vooral Giant hoog scoort, net als Norcar, Weidemann, Schäffer en Relly. De punten erboven, in blauwe kleuren, zijn voor de praktische zaken, gebaseerd op de beoordeling van het testteam. Hier scoort Norcar het hoogste, gevolgd door Weidemann en Schäffer. De twee beoordelingen samen vormen het eindresultaat, dat af te lezen is in de gele bolletjes bovenaan de staven. Er zitten 178 punten verschil tussen de hoogste en laagste.

15 fabrikanten laten hun diesel-minishovel testen

In totaal hadden we contact met meer dan dertig fabrikanten die actief zijn in de markt van minishovels. Sommige sloegen onze uitnodiging af, andere boden geen passend model aan, en weer andere hadden geen machine beschikbaar. Maar liefst vijftien fabrikanten kwamen wél en lieten hun diesel-minishovel testen.

Van de dertig fabrikanten met wie wij voorafgaand aan deze test contact hadden, hebben uiteindelijk vijftien fabrikanten ons een minishovel geleverd die past in het segment rond de 2,5 ton eigen gewicht. De prijzen variëren van €32.700, dat is de Eurotrac, tot €61.632 voor de in Finland gebouwde Norcar. Alle brutoprijzen en alle technische gegevens staan in het kader ‘Zo is de minishoveltest opgezet’.
Van de dertig fabrikanten met wie wij voorafgaand aan deze test contact hadden, hebben uiteindelijk vijftien fabrikanten ons een minishovel geleverd die past in het segment rond de 2,5 ton eigen gewicht. De prijzen variëren van €32.700, dat is de Eurotrac, tot €61.632 voor de in Finland gebouwde Norcar. Alle brutoprijzen en alle technische gegevens staan in het kader ‘Zo is de minishoveltest opgezet’.

Opmerkelijk is hoe iedere fabrikant op een eigen manier een machine bouwt, terwijl alle machines toch exact hetzelfde doel dienen. Alleen in de Avant zit je als chauffeur op de voortrein – dat heeft voor- en nadelen, waar we later op terugkomen. En alleen de Avant en Norcar bouwen standaard een telescopische giek op hun machines, je kan niet zonder krijgen. Ook zijn het die twee, waar elk wiel zijn eigen hydromotor heeft, terwijl alle andere ervoor kiezen om met één hydromotor alle wielen aan te drijven.

Een ander voorbeeld: bijna alle machines zijn voorzien van twee starre assen en een knikpunt dat kan pendelen. Maar Thaler en Pitbull kiezen ervoor om niet het knikpunt te laten pendelen, maar de achteras – ook hierover later meer.

Goed, en dan is er nog de aanwezigheid van luxe opties, zoals de mogelijkheid om cruisesnelheden op te slaan, of een motortoerental of de oliestroom voor extern gebruik. Terwijl andere ervoor kiezen om de machine zo simpel mogelijk te houden.

Los van dat alles, vonden we ontzettend veel verschillen in het dagelijkse gebruik en grote variatie in meetresultaten. Ga er maar eens rustig voor zitten.

Lees de blog van TREKKER-hoofdredacteur Bas van Hattum: ‘De organisatie van de grote multitest minishovels’

Beperkte ergonomie

Te beginnen bij het begin: het bestuurdersplatform. Wat hierbij vooral opvalt, is dat de meeste machines comfortabel zijn voor alleen langere of juist alleen kortere chauffeurs. Dat heeft vooral te maken met hoe hoog de stoel gemonteerd is ten opzichte van de cabinevloer/pedalen, en hoe ver de joystick naar voren is gemonteerd. Manitou en Mecalac zijn goede voorbeelden van machines waarop iedereen een fijne zitpositie weet de vinden.

Toeval of niet, zijn het de Nederlandse fabrikanten Giant en Relly, waar juist de lange chauffeur goed kan zitten. Bij die laatstgenoemde hebben chauffeurs met kortere benen de moeilijkheid dat de hak van hun rechtervoet de bodemplaat niet raakt, en dat maakt het moeilijk om het rijpedaal goed te doseren. De stoel laag instellen heeft het automatische gevolg dat er nauwelijks tot geen veerweg meer in de stoelvering overblijft. De stoel naar voren toe schuiven heeft weer als nadeel dat de joystick te dichtbij komt.

Ons advies: ben je korter dan 175 centimeter, ga dan zeker even proefrijden voor je een minishovel kiest. En ons advies richting de fabrikanten: besteed meer aandacht aan meer verstelopties voor de stoel, of nog beter: zorg dat de joystick op een meebewegende armleuning is gemonteerd.

Bij de meeste machines spring je probleemloos op de stoel en er weer vanaf. Bij sommigen moet je enkele obstakels vermijden, zoals deurscharnieren, spiegels of veiligheidsbeugels. Op dit onderdeel scoren vooral Avant en Eurotrac beduidend lager, dan de anderen, want die twee hebben de meeste obstakels en vergen daardoor meer lenigheid.

We meten trouwens grote verschillen in de hoogte van de vloer: de Pitbull is de laagste (69 centimeter boven de grond), en de Kaweco-vloer is de hoogste (88 centimeter).
Onderdeel van comfort, is ook het geluidsniveau. We meten de hoogste geluidsniveaus (bij 8 km/u, vol gas) bij Pitbull (93 decibel) en Norcar en Thaler (beide 91,2 decibel), en de stilste machines zijn Mecalac (83,1 dB) en Weidemann (83,2 dB).

Het Finse testinstituut Testmill kwam naar Nederland om op de juiste wijze de geluidsniveaus te meten. We hebben in drie situaties gemeten en vooral de Manitou en Mecalac zijn in alle drie situaties relatief stil, net als Weidemann. De Pitbull produceert het meeste lawaai, gevolgd door Norcar.
Het Finse testinstituut Testmill kwam naar Nederland om op de juiste wijze de geluidsniveaus te meten. We hebben in drie situaties gemeten en vooral de Manitou en Mecalac zijn in alle drie situaties relatief stil, net als Weidemann. De Pitbull produceert het meeste lawaai, gevolgd door Norcar.

Opvouwbare frames

Bij de meeste merken kun je kiezen tussen een cabine, alleen een rolbeugel, of een (opvouwbaar) frame, en wij vroegen de fabrikanten waar mogelijk om die laatste optie. De enige fabrikanten die over een snel inklapbaar veiligheidsframe beschikken, dat je dus kunt invouwen om door een lage staldeur te rijden, zijn JCB, Giant, Kaweco, Thaler, Relly en Weidemann. Dat werkt bij alle merken prima.

JCB en Weidemann hebben de meest geniale oplossing: geen gereedschap nodig, snel in- en uit te vouwen, en alles blijft functioneel. Thaler moeten we hier even apart noemen, want die kwam met een optie waarbij je het hele dak hydraulisch kunt laten zakken. Vermoedelijk bedoeld om direct na de passage weer stil te staan, en het dak omhoog te brengen, want met het dak omlaag kun je niet fatsoenlijk werken. Oftewel, niet handig als je met het uitmesten van een stal steeds onder de lage staldeur door moet. De meeste machines zijn ingeklapt ongeveer 185 centimeter hoog. Echter, de Giant is met ingeklapt frame nog 202 centimeter en Kaweco 201 centimeter.

Fabrikanten schermen al gauw met de temen ROPS en FOPS. Dat zijn in feite certificaten die aangeven dat de frames een veiligheidstest hebben doorstaan, waarbij ze beschermen voor als er iets óp het frame valt (FOPS), of als de machine omvalt (ROPS). Je kunt dit gemakkelijk checken, want als deze gekeurd zijn, dan hoort er een sticker of plaatje aanwezig te zijn.

Het Finse merk Norcar scoort de meeste punten in de grote vergelijkingstest met 15 diesel-minishovels van 2,5 à 2,7 ton. Bekijk alle minishovel-video’s op TREKKER YouTube.

Niet lukraak bak kiezen

Als je een miniloader bestelt, kun je meestal elk type aansluiting kiezen. De meest universele versie is de Euro-koppeling en die heeft ook als voordeel dat je soms bakken en aanbouwdelen kunt uitwisselen die passen aan de voorlader van de trekker. Voor licht, agrarisch werk voldoet deze koppeling, maar voor meer intens laderwerk is het beter te kiezen voor een zwaardere fabrieksoptie.

Als je aanbouwdelen koopt bij dezelfde leverancier als de minishovel, dan mag je ervan uitgaan dat die twee matchen. Maar we willen één ding benadrukken: als je (tweedehands) aanbouwdelen koopt, of zelf iets maakt: houd dan rekening met de hoek van de koppeling. Dat zit zo.

Fabrikanten als Weycor, Schäffer, Weidemann, JCB, Relly en (in mindere mate) Eurotrac hebben het soort geometrie in het parallellogram van de giek dat je misschien kent van een grote wiellader. Dat wil zeggen: als je een bak leegkiept in een trailer en je laat de giek zakken, dan beweegt de bak automatisch terug naar de middenpositie zonder dat je de bak bedient. Als je de juiste palletvorken aan die machine hangt, dan gebeurt dit niet. Dat komt omdat dan de bak en palletvork een andere hoek hebben ten opzichte van de machine. Geniale truc, handig in de praktijk, maar wel iets om rekening mee te houden. Een verkeerde aankoppeling werkt ook wel, maar minder handig.  

Hefkracht: bij welk gewicht komen achterwielen omhoog?

Dan iets belangrijks: de hefkracht. Om die te meten haken we de palletvorken eraan, rijden de machines een-voor-een op ons teststation en starten de meetapparatuur op. We meten grote verschillen. Bijvoorbeeld: dicht bij de grond (op 34 centimeter hoogte) tilt de Atlas Weycor op het moment dat de achterwielen omhoog komen 1.150 kilo, en bij de Relly is dat 2.310 kilo – dat is tweemaal zoveel.

Uiteraard hebben we getest hoeveel kilo’s de minishovels kunnen tillen – en hierboven zie je de resultaten. We hebben dit getest met de palletlepels, waarbij we de hijsband 50 centimeter voor het vorkenbord plaatsten. We testten op twee hoogtes: op 34 en 230 centimeter boven de grond. In de rode en zwarte staven lees je af wat de machines maximaal tillen, of bij welk gewicht de achterwielen omhoog kwamen. We hebben de test ook gedaan, met de achterwielen vastgesjord, puur om te kijken wat technisch mogelijk is als je veel contragewicht zou hebben. Alleen bij Knikmops, Thaler en Weidemann bleven de achterwielen altijd aan de grond.
Uiteraard hebben we getest hoeveel kilo’s de minishovels kunnen tillen – en hierboven zie je de resultaten. We hebben dit getest met de palletlepels, waarbij we de hijsband 50 centimeter voor het vorkenbord plaatsten. We testten op twee hoogtes: op 34 en 230 centimeter boven de grond. In de rode en zwarte staven lees je af wat de machines maximaal tillen, of bij welk gewicht de achterwielen omhoog kwamen. We hebben de test ook gedaan, met de achterwielen vastgesjord, puur om te kijken wat technisch mogelijk is als je veel contragewicht zou hebben. Alleen bij Knikmops, Thaler en Weidemann bleven de achterwielen altijd aan de grond.

De Relly is op dit punt dan ook de sterkste minishovel, gevolgd door Norcar (2.040 kilo), Knikmops (1.960 kilo) en Avant (1.940 kilo). Hierbij moeten we nuanceren dat Relly en Knikmops zijn geleverd met een relatief korte giek, terwijl we de fabrikanten vroegen om een lange ‘agrarische’ giek.

Als we alleen zouden kijken naar de machines met lange giek, dan is de top drie: Norcar (2.040 kilo), Avant (1.950 kilo) en Thaler (1.880 kilo). Atlas Weycor tilde als eerste de achterwielen omhoog (bij 1.150 kilo), gevolgd door Mecalac (bij 1.270 kilo).

Drie minishovels tillen de achterwielen helemaal niet op tijdens deze meting: Thaler, Weidemann en Knikmops. Je zou kunnen zeggen dat dit, omwille van de veiligheid, een goede eigenschap is.
We herhalen deze test opnieuw, waarbij we de achterwielen vastsjorren – puur om te kijken waartoe de machine in staat is als je hem zou voorzien van veel contragewicht. Dan blijkt Manitou de sterkste (2.738 kilo), gevolgd door Eurotrac (2.702 kilo) en Relly (2.514 kilo).

In deze staafdiagram lees je hoe snel de gieken en bakken bewegen met de motor vol gas. Waar de Finse Norcar en Avant goed scoren op hefhoogte, vanwege hun telescopische giek, zijn ze op dit testonderdeel in het nadeel – de giek in- en uitschuiven duurt respectievelijk 5 tot 7 seconden extra. Je ziet dat vooral de Weidemann en JCB heel vlug zijn, met respectievelijk 6,8 en 7,6 seconden voor één hele cyclus.
In deze staafdiagram lees je hoe snel de gieken en bakken bewegen met de motor vol gas. Waar de Finse Norcar en Avant goed scoren op hefhoogte, vanwege hun telescopische giek, zijn ze op dit testonderdeel in het nadeel – de giek in- en uitschuiven duurt respectievelijk 5 tot 7 seconden extra. Je ziet dat vooral de Weidemann en JCB heel vlug zijn, met respectievelijk 6,8 en 7,6 seconden voor één hele cyclus.

Plaatsing giek

Praktisch dezelfde test herhaalden we op grotere hoogte: 230 centimeter boven de grond. Dan tilt Norcar veruit het meeste, tot de achterwielen los van de grond komen: 2.090 kilo, terwijl het groepsgemiddelde hier net geen 1,5 ton is. Dit is te verklaren doordat de giek van de Norcar behoorlijk áchter het knikpunt is gemonteerd.

Ter indicatie: de Manitou tilt, als we de achterwielen vastsjorren, 2.452 kilo. Maar omdat Manitou de giek verder naar voren toe monteert, is dat een stuk minder als we de achterwielen niet vastzetten, want dan tilt de machine nog 1.700 kilo op die hoogte (wel alsnog bovengemiddeld).

De laagste waarde komt hier trouwens van Knikmops (1.104 kilo), gevolgd door Kaweco (1.108 kilo) en de Atlas Weycor (1.143 kilo).

De Finse Avant en Norcar zijn alleen leverbaar met een telescopische giek, en daarmee reiken deze machines logischerwijs het hoogste (321 en 332 centimeter hoog). Daarna zijn het de Eurotrac en Pitbull die groot bereik hebben. De Relly is hier het meest beperkt (238 centimeter). We hebben gemeten tot de onderkant van de palletlepels, waarbij de lepels horizontaal hangen.
De Finse Avant en Norcar zijn alleen leverbaar met een telescopische giek, en daarmee reiken deze machines logischerwijs het hoogste (321 en 332 centimeter hoog). Daarna zijn het de Eurotrac en Pitbull die groot bereik hebben. De Relly is hier het meest beperkt (238 centimeter). We hebben gemeten tot de onderkant van de palletlepels, waarbij de lepels horizontaal hangen.

Uitbreekkrachten gemeten op de testbank

Tot slot nog gemeten op de testbank: de uitbreekkracht. Dat is de kracht die je gebruikt als je een bak intrekt, nadat je die in een vaste hoop grond of mest hebt gedrukt, om de boel los te breken. We ondersteunen de hiel van de palletvorken en gebruiken puur de uitbreekcilinders om de kracht hier te meten.

Wat blijkt? In de Mecalac meten we het minste (1.638 kilo), waarbij we moeten nuanceren dat Mecalac een overdrukventiel tijdens onze test heeft moeten bijstellen, omdat de motor steeds afsloeg als we de hydraulische bakvergrendeling gebruikten. Dit meetresultaat kan dus zijn beïnvloed door deze ‘reparatie’. Verder staan onderaan: Manitou, JCB en Weidemann.

Een interessante hier is de Atlas Weycor. Want hoewel deze niet de meeste hefkracht heeft, speelt de Z-geometrie hier in zijn voordeel en blijkt de uitbreekkracht bovengemiddeld. Bij Giant meten we de grootste uitbreekkracht (4.254 kilo), gevolgd door Kaweco (4.070 kilo) en Knikmops (3.392 kilo).  

We hebben een provisorische testbank gebouwd, waarmee we meten hoeveel de machines kunnen tillen en wat de uitbreekkracht is. De meeste machines tillen hun achterwielen van de grond – dat is dan het maximale. Bij wijze van proef hebben we van die machines de achterwielen vastgesjord en het testen hervat – puur om te kijken wat mogelijk is als je de machine flink zou verzwaren met contragewichten. Ook hebben we de uitbreekkracht gecheckt. We laten de hiel van de palletlepels op houtblokken steunen en trekken dan de lepels achterover.
We hebben een provisorische testbank gebouwd, waarmee we meten hoeveel de machines kunnen tillen en wat de uitbreekkracht is. De meeste machines tillen hun achterwielen van de grond – dat is dan het maximale. Bij wijze van proef hebben we van die machines de achterwielen vastgesjord en het testen hervat – puur om te kijken wat mogelijk is als je de machine flink zou verzwaren met contragewichten. Ook hebben we de uitbreekkracht gecheckt. We laten de hiel van de palletlepels op houtblokken steunen en trekken dan de lepels achterover.

Stabiliteitstest: pendelen of niet?

Onderdeel van deze minishoveltest is een stabiliteitstest. We reden met elke machine een vast, bochtig parcours met hobbels, met een zware last voorin. Hoe stabiel een minishovel rijdt, hangt niet alleen af van de gewichtsverdeling, maar ook van de banden(maat), spoorbreedte, giekgeometrie en bouwwijze. Bovendien speelt mee hoe soepel de machine reageert op het gaspedaal of het handgas.

Na deze proef kunnen we een aantal conclusies trekken. Ten eerste: de machines met een pendelende achteras (in plaats van pendelend knikpunt), de Thaler en Pitbull, worden als minst stabiel ervaren. Vooral als de last wat hoger boven de grond hangt, voelt het sneller onveilig en dein je als chauffeur meer naar links en rechts.

Tweede conclusie: hoe verder de giek naar achteren gemonteerd is, hoe stabieler de machine voelt. De Norcar doet dit het beste – net als ook bleek tijdens de hefkrachtmeting.

En de derde conclusie luidt: over het algemeen bevalt de bouwwijze waarbij de machine kan pendelen bij het knikpunt, het beste. Dit voelt het meest stabiel op een hobbelige ondergrond. Het voordeel ten opzichte van een compleet star knikpunt én starre assen (zoals Avant heeft), is dat altijd alle vier de wielen op de grond staan. Het nadeel ten opzicht van de Avant-manier, komt naar voren als je een last gaat tillen terwijl je geknikt staat – hoort natuurlijk niet, gebeurt in de praktijk wel. Want pas als de eindslag van het pendelsysteem wordt bereikt, benut je de hele achtertrein als contragewicht – tot die tijd zal de machine eerst één wiel optillen. Terwijl de Avant meteen de hele achtertrein als contragewicht benut. Andersom rijdt de Avant op oneven ondergrond soms op drie wielen.

Om de stabiliteit te checken, maken we een vast, bochtig parcours met vooral veel hobbels. We rijden met elke shovel met last voorin de ronde meerdere malen. Veel zaken blijken dan bepalend te zijn, zoals de frameconstructie, de kiplast, de spoorbreedte maar ook de souplesse van de transmissie en giek. Norcar, Relly en Weidemann deden dit het beste.
Om de stabiliteit te checken, maken we een vast, bochtig parcours met vooral veel hobbels. We rijden met elke shovel met last voorin de ronde meerdere malen. Veel zaken blijken dan bepalend te zijn, zoals de frameconstructie, de kiplast, de spoorbreedte maar ook de souplesse van de transmissie en giek. Norcar, Relly en Weidemann deden dit het beste.

Een of vier motoren

We duiken even ónder de machines. Hier zie je dat er ruwweg twee denkwijzen zijn, als het gaat om de aandrijflijn. De twee Finse fabrikanten kiezen ervoor om ieder wiel met een eigen hydromotor aan te drijven. Terwijl alle andere kiezen voor ‘normale’, mechanisch aangedreven assen, die worden aangedreven met één centrale hydromotor.

Bij de meeste machines kun je schakelen tussen een hoge en lage versnelling. Dan is het zo dat in de ‘schildpad’-modus alle plunjers worden gebruikt, en dat betekent dat je een hoog koppel hebt, maar een beperkte maximale rijsnelheid. Schakel je naar de hoge versnelling, dan wordt normalerwijs de helft van de plunjer uitgeschakeld en verandert het slagvolume – minder koppel, maar je kunt sneller rijden. Als je dus een grondbak in een hoop drukt, wil je de lage versnelling gebruiken.

Het valt ons op dat de maximale rijsnelheid in de lage versnelling sterk varieert. De Manitou rijdt dan namelijk maximaal 6 km/u, wat te langzaam is en wat in de praktijk betekent dat je steeds moet schakelen. De Avant rijdt in de lage versnelling nog 14,5 km/u maximaal. Als we kijken naar de maximale rijsnelheid in de ‘haas’-modus, dan meten we de hoogste snelheden bij JCB (32,9 km/u), Mecalac (30,8 km/u) en Giant (30,0 km/u). De gemiddelde topsnelheid is 24 km/u.

De Atlas Weycor rijdt met 16 km/u het langzaamste en de JCB rijdt tweemaal zo snel met een maximum snelheid van 32,9 km/u. Voor machines met twee rijbereiken (alle, behalve Relly en Mecalac), is ook de rijsnelheid van de lage groep van belang. De Manitou rijdt bijvoorbeeld maar 6 km/u in de schildpad. En vaak heb je het lage bereik nodig om de bak in de grondhoop te drukken. Die 6 km/u is langzaam om heen-en-weer te rijden tussen zandhoop en kipper.
De Atlas Weycor rijdt met 16 km/u het langzaamste en de JCB rijdt tweemaal zo snel met een maximum snelheid van 32,9 km/u. Voor machines met twee rijbereiken (alle, behalve Relly en Mecalac), is ook de rijsnelheid van de lage groep van belang. De Manitou rijdt bijvoorbeeld maar 6 km/u in de schildpad. En vaak heb je het lage bereik nodig om de bak in de grondhoop te drukken. Die 6 km/u is langzaam om heen-en-weer te rijden tussen zandhoop en kipper.

Ook hebben we de trekkrachten gemeten op vier verschillende rijsnelheden van 0 tot en met 6 km/u. Vooral de Schäffer en Giant blijken sterk op de wielen, waarbij ze beide uitblinken bij de echt lage rijsnelheden. De Atlas Weycor staat hierbij onderaan.

We hebben bij vier verschillende rijsnelheden de trekkracht aan de wielen gemeten. We gebruiken een Claas-trekker om de minishovels af te remmen, en bij 0 km/u remmen we de machines tot stilstand. Deze waarden zeggen vooral iets over hoe makkelijk je een last wegtrekt en vooral hoe sterk de machines zijn als je een bak in een vaste grondbult drukt. Met name Schäffer en Giant blijken zeer sterk.
We hebben bij vier verschillende rijsnelheden de trekkracht aan de wielen gemeten. We gebruiken een Claas-trekker om de minishovels af te remmen, en bij 0 km/u remmen we de machines tot stilstand. Deze waarden zeggen vooral iets over hoe makkelijk je een last wegtrekt en vooral hoe sterk de machines zijn als je een bak in een vaste grondbult drukt. Met name Schäffer en Giant blijken zeer sterk.

Handige functies

De hoeveelheid olie die beschikbaar is voor extern gebruik varieert van 40 l/min (Atlas Weycor en Thaler), tot 83,2 l/min (Avant). En de werkdruk varieert van 160 bar (Mecalac, maar denk aan het aangepaste overdrukventiel) tot 256,6 bar (Norcar).

Leeyen Mechanisatie in Heesch (N.-Br.) heeft, met gespecialiseerde apparatuur van hydrauliekspecialist Hytres (onderdeel van Fricke Group, en zusterbedrijf van Granit parts), bij elke minishovel gemeten hoeveel oliedruk deze levert (bovenste staafdiagram) en hoeveel liters hydrauliekolie per minuut er uit de koppelingen komt (onderste diagram).
Leeyen Mechanisatie in Heesch (N.-Br.) heeft, met gespecialiseerde apparatuur van hydrauliekspecialist Hytres (onderdeel van Fricke Group, en zusterbedrijf van Granit parts), bij elke minishovel gemeten hoeveel oliedruk deze levert (bovenste staafdiagram) en hoeveel liters hydrauliekolie per minuut er uit de koppelingen komt (onderste diagram).

In de basis hebben alle machines voldoende olie voor een hydraulisch aangedreven rolbezem. Maar je zult versteld staat van hoeveel werktuigen er worden geleverd om aan een minishovel te hangen. Dus voor wie een frees of klepelmaaier aan de minishovel wil hangen, doet er goed aan om even de specificaties te checken.

Voor wie de minishovel gaat gebruiken voor dit soort werktuigen of voor onkruidborstels of heggenscharen, raden we aan te kijken naar de meer luxe shovels. Dan heb je handige functies zoals een cruisecontrol, of je kunt de exacte hoeveelheid olie die naar het aanbouwdeel wordt gestuurd goed regelen. Want in de Atlas Weycor, Eurotrac en Knikmops moet je met je duim de derde functie vasthouden, en met je beide voeten zowel het gaspedaal als het inchpedaal intrappen om de oliestroom en rijsnelheid te regelen.

We gebruiken verplaatsbare verkeersdrempels om vaste oneffenheden te creëren. Over het algemeen geldt: de machines met een pendelend knikpunt krijgen de voorkeur. De machines die in plaats daarvan een pendelende achteras hebben (Thaler en Pitbull), voelen al gauw minder veilig en je deint als chauffeur meer van links naar rechts.
We gebruiken verplaatsbare verkeersdrempels om vaste oneffenheden te creëren. Over het algemeen geldt: de machines met een pendelend knikpunt krijgen de voorkeur. De machines die in plaats daarvan een pendelende achteras hebben (Thaler en Pitbull), voelen al gauw minder veilig en je deint als chauffeur meer van links naar rechts.

Precisietest: pallets laden en lossen

We organiseerden een zogenoemde ‘precisietest’: het laden en lossen van verschillende pallets op een platte wagen. Bij alle machines blijkt het zicht op de palletlepels verassend slecht.

Over het algemeen scoren Thaler en Knikmops het laagste op dit onderdeel. Want bij deze machines reageert de giek het moeilijkste op bewegingen van de joystick, en is het moeilijk om met het gaspedaal de shovel een héél klein stukje naar voren of achteren te rijden. Andersom scoren de Weidemann en Relly zeer goed.

We hebben van elke machine gemeten hoeveel de parallelgeleiding afwijkt als je de giek helemaal van boven naar beneden beweegt, en die afwijking blijkt bij Knikmops verreweg het grootse (44 graden afwijking, terwijl dit gemiddeld 6 graden is). In de praktijk betekent het, dan je handmatig het vorkenbord recht moet houden, om te voorkomen dat-ie ‘uitkiept’.

Naast stabiliteit, hebben we ook een precisietest uitgezet: pallets laden en lossen, met een stopwatch in de hand. Over het algemeen is het zicht op de palletlepels hierbij slecht.
Naast stabiliteit, hebben we ook een precisietest uitgezet: pallets laden en lossen, met een stopwatch in de hand. Over het algemeen is het zicht op de palletlepels hierbij slecht.

Elke minishovel z’n eigen karakter

Dan een heel ander testje: gewoon kippers met zand laden. Hierin komen vele eerdere testen samen: snelheid, precisie, gevoeligheid, wielvermogen en ergonomie. Tijdens dat werk valt op dat de Eurotrac niet zo sterk op de wielen voelt, als je een bak in de zandhoop drukt – uit de trekkrachtmetingen blijkt ook dat deze bij 0 en 2 km/u de minste kracht overbrengt van alle.

Bij Atlas Weycor merk je dat de giek niet zo sterk is, maar dat die wel perfect in balans is met de ‘maar’ 25 pk motorvermogen. De JCB en Relly hebben duidelijk een zwakke plek in de geometrie als de bak uitgekiept staat. De Schäffer-aandrijflijn voelt bijzonder sterk aan – iets wat ook blijkt in de trekkrachtmeting. En Kaweco is de enige die, als je bak in de zandhoop hebt gedrukt, z’n kont optilt om uit te breken. Tijdens deze test valt ook weer op dat de Manitou in z’n lage versnelling (max. 6 km/u) te traag is tussen de wachtende Beco en zandhoop.

Als je dan de kipper nadert, gebruik je het inchpedaal om met veel motortoeren de bak snel omhoog te brengen en toch af te remmen op de transmissie. Het inchpedaal van de Norcar werkt dan als een klokwerk, zo precies. Terwijl die van JCB en Manitou moeilijk te doseren zijn en meer voelen als aan-uit.

We testen bij iedere machine de draaicirkel, zowel een keer linksom als rechtsom, want soms zit daar verschil in. De gemeten verschillen zijn best groot.
We testen bij iedere machine de draaicirkel, zowel een keer linksom als rechtsom, want soms zit daar verschil in. De gemeten verschillen zijn best groot.

Draaicirkels: ruim een meter verschil

Uiteraard hebben we ook de draaicirkels gemeten (buitenkant-wiel). Manitou en Eurotrac hebben 600 centimeter ruimte nodig, terwijl Norcar en Schäffer aan 485 en 488 centimeter voldoende hebben om te draaien. In de praktijk is het ook lekker als je niet zo vaak aan het stuurwiel hoeft te draaien, om het knikpunt van uiterst links naar uiterst rechts te draaien en andersom.

In de Schäffer draai je het stuurwiel maar vier keer – én heb je dus een korte draaicirkel. Bij de Pitbull is het andersom: hierbij moet je het stuur 5,5 keer draaien, voor een draaicirkel van 570 centimeter.

De Norcar heeft 485 centimeter ruimte nodig om te draaien. We hebben hierbij gemeten aan de buitenkant van de wielen – de bak die uitzwenkt niet meegerekend zoals bovenstaande illustratie laat zien. De Manitou en Eurotrac daarentegen hebben beide ruim 6 meter nodig. Daar zit dus ruim een meter verschil tussen.
De Norcar heeft 485 centimeter ruimte nodig om te draaien. We hebben hierbij gemeten aan de buitenkant van de wielen – de bak die uitzwenkt niet meegerekend zoals bovenstaande illustratie laat zien. De Manitou en Eurotrac daarentegen hebben beide ruim 6 meter nodig. Daar zit dus ruim een meter verschil tussen.

Rondje buitenom de miniloaders

Tot slot nog over het exterieur van de machines, en onderhoud. Te beginnen met exterieur: we zijn het meest onder de indruk van JCB en Weidemann. Deze fabrikanten hebben echt oog voor detail en de machines zijn fraai afgewerkt. Aan de andere kant van het spectrum zien we Avant en Knikmops. Bij de Avant zien we bijvoorbeeld dat slangen en kabels met een kabelbinder bij elkaar zijn gebonden en over het knikpunt liggen, waar al slijtageplekken te zien zijn.

Grotere verschillen zien we, als we een rondje onderhoud doen. Bij de Manitou slaat de motorkap fantastisch open, terwijl je bij de Atlas Weycor en Knikmops allerlei afschermingen moet loshalen en de stoel en het platform aan de kant moet tillen. In de Knikmops vinden we een filter in een zeer krappe ruimte bij het uitlaatsysteem – dat vergt handigheid.

De vuldop voor diesel zit ook op veel verschillende plaatsen. Op de Relly zit hij bovenop de motorkap, maar meestal zit hij aan de voorkant. Zekeringen voor alle elektrische functies zijn verschillend geplaatst. Bij Eurotrac en Schäffer vind je ze in de cabine, maar bij JCB en de meeste andere machines zitten ze onder de motorkap. Verrassend genoeg hebben veel machines ook de elektrische hoofdschakelaar onder de motorkap. Wij zien ‘m liever op een gemakkelijke plaats, zodat je ‘m vaker gebruikt. Bovenal zijn de smeernippels bij alle machine trouwens goed te bereiken.

Zo ziet de ideale minishovel eruit

Hoe de meest ideale machine eruit ziet? Dan zien we graag het bestuurdersplatform en het geluidsniveau van Mecalac, de hydrauliek en giek van Weidemann in combinatie met een aandrijflijn van Schäffer die de souplesse en aansturing heeft van Giant. De engineers van JCB mogen zich dan ontfermen over de afwerking en het onderhoud. En de mensen van Norcar zouden dat alles samen mogen samenvoegen tot één machine.
WIL JE NOG VEEL MEER WETEN? LEES DAN HIER ALLE DETAILS PER DIESEL-MINISHOVEL (EN OOK DIE VAN 6 GETESTE ELEKTRISCHE MINILOADERS)

BEKIJK ALLE TECHNISCHE GEGEVENS VAN DE 15 GETESTE DIESEL-MINISHOVELS IN DEZE PDF

Auteurs: Per Magne Tøsse, Tapio Vesterinen, Eemeli Linna, John Christensen, Bas van Hattum, Bob Karsten

Samen met journalisten en (ex)shovelmachinisten uit Finland, Noorwegen, Denemarken en Nederland heeft de TREKKER-redactie de minishovels zoveel mogelijk in de praktijk getest. De machines die een opklapbaar veiligheidsframe hebben – JCB, Giant, Kaweco, Relly en Weidemann – hebben we ook gebruikt om stallen uit te mesten met een lage deurhoogte. De meeste machines zijn met een ingeklapt frame zo’n 185 centimeter hoog, terwijl de Giant dan nog 202 centimeter meet en de Kaweco 201 centimeter.

Voor de trekkrachtmeting gebruiken we de Claas Arion 550 als remmend voertuig. De trekkracht testen we vervolgens op vier verschillende snelheden– waarbij de laatste 0 km/u geremd tot stilstand. Met name de Giant en de Schäffer blijken behoorlijk sterk op de wielen.

Kamps de Wild stelde trekkers beschikbaar, en Beco Group twee kippers, en daarmee hebben we vele kippers met zand geladen en gelost. Je merkt dan bij de Atlas Weyco bijvoorbeeld dat deze niet de sterkste giek heeft, maar de machine is met ‘maar’ 25 pk motorvermogen perfect in balans.

Zowel Qmac in Sondel (Fr.) als Kemp Machines in Houten (U.) heeft verschillende aanbouwdelen beschikbaar gesteld waarmee we de minishovels kunnen gebruiken. Denk aan balenklemmen, maar ook aan onkruidborstels, veegmachines en zelfs een balensnijder.

Firma Leeyen Mechanisatie in Heesch (N.-Br.) heeft de hydrauliekmetingen gedaan, met apparatuur van hydrauliekspecialist Hytres.

De hydrauliekmeting is uitgevoerd door Leeyen Mechanisatie uit Heesch (N.-Br.). De apparatuur is geleverd door hydrauliekspecialist Hytres (onderdeel van Fricke Group waartoe ook Granit Parts behoort).

Fons Janssen (links, directeur van Tractorbumper.com) en Dion Akkermans (R&D teamleider grote vierkantebalenpersen bij Kuhn Geldrop) beoordeelden vanuit hun expertise de minishovels op constructie en afwerking.

Gerelateerde tags: , , ,

Gerelateerde artikelen

Afbeelding artikel

6 elektrische minishovels getest: Weidemann wint

Lees alle ins & outs over de 6 geteste elektrische minishovels. Het merk Weidemann scoort de meest punten, gevolgd door Giant...
Afbeelding artikel

Poolse voorlader InterTech IT 1600 M zit goed in elkaar

TREKKER doet een eerste indruk op van de nieuwe Poolse voorlader Intertech IT1600, vers gemonteerd op een John Deere 6R 110.
Afbeelding artikel

Machines ergonomisch besturen met GriTech-joystick

GriTech ontwikkelde en patenteerde een universeel joystickbesturingssysteem dat geschikt is voor verschillende machines.