Ploeger AT5104 is wendbare kolos met simpele bediening
De Nederlandse machinefabrikant Ploeger kondigde dit voorjaar een vierwielige zelfrijdende mesttank aan. De zogenoemde AT5104 past tussen de AT4103-driewieler en AT5105-vijfwieler. TREKKER kreeg de primeur en mocht als allereerste de machine proberen. Een proefrit.
Het is nu zo’n vier jaar geleden dat Ploeger uit Roosendaal (N-Br.) de eerste Application Terra (AT) zelfrijder presenteerde. Inmiddels heeft de fabrikant het productfolio compleet gemaakt door toevoeging van een AT5104-vierwieler. Qua inhoud past de 22-kuubs zelfrijder tussen de drie- en vijfwieler, met respectievelijk 16 en 25 kuub inhoud. Toch ziet Ploeger het model niet als een tussenmaat, en dat moge duidelijk zijn. Tijdens het afbouwen van de machine kregen we de kans om in de nieuwe fabriekshal de vierwieler alvast te bekijken. Een AT5105-vijfwieler vergezelde de nieuwe vierwieler, maar oogde zeker niet groter. Hoewel de tank van de vierwieler een paar kuub minder meeneemt, zijn het vooral de hoge banden die de machine zo groot maken. Die zijn zo’n 25 cm hoger dan de 1050/50 R32 van de vijfwieler.
Lees verder onder kader
Geen knikbesturing
Een vierwieler zat al langer in de pen, en is met name voor de Duitse en Deense markt ontwikkeld. Rijden door spuitsporen en vaste rijpaden komt daar namelijk vaak voor. Een zelfrijder met een neuswiel berijdt dan de gehele breedte, een vierwieler alleen de rijpaden.
Lees verder onder de foto
In de ontwikkelfase van deze AT5104 is nog overwogen om knikbesturing – zoals de oudere Terra Gators hebben – toe te passen. Deze was geroemd door de korte draaicirkel en daarmee een korte kopakker. Ploeger zag echter een risico in de complexere krachtoverbrenging van motor naar transmissie. Mede door het hogere motorvermogen is bij knikbesturing de overbrenging in hondengang niet trillingsvrij te krijgen en dus slijtage-gevoeliger. Het uitgangspunt werd daarom een vierwieler met fuseebesturing. Om toch een compacte kopakker te houden, zocht de fabrikant de oplossing in software. Een automatiek zorgt ervoor dat de machine vóór het uittillen van de bemester al gedeeltelijk gedraaid staat. Til je de bemester uit, dan gooit-ie de kont om, en sta je al bijna klaar voor de volgende werkgang.
Lees verder onder de foto
De machine gebruikt Kessler-assen met dubbele eindreductie in een iets smallere uitvoering dan die we kennen van de vijfwieler. Met de dubbele eindaandrijvingen kan de draaisnelheid van de aandrijflijn hoger blijven, waardoor het koppel in de aandrijflijn lager blijft. De eindvertragingen vertragen vervolgens de hoge omwentelingssnelheid en zetten het om in trekkracht op de wielen. Onder de spatborden is voldoende ruimte om de hoogst leverbare banden te plaatsen, zoals de Mitas 1000/65 R32 van 211 cm hoog.
Lees verder onder de foto
Nieuwe transmissie
Tussen beide gestuurde assen ligt een een nieuwe ZF Eccom 5.5 CVT-transmissie. De transmissie kan meer vermogen overbrengen dan de Eccom 5.0 die in de drie- en vijfwieler ligt, door onder andere sterkere pompen met een hogere olieopbrengst. De koelers zitten zo dichtbij mogelijk, zodat de vloeistoffen niet helemaal naar voor moeten om gekoeld te worden. Dat kost vermogen en koelcapaciteit. De koeler van de transmissie zit daarom rechts tussen de wielen. Ook het koelpakket voor het hydraulieksysteem van de (tank)opbouw en bemester zit hier dichtbij. De pompen zitten namelijk niet meer bij de motor, maar worden via een verdeelkast achter de versnellingsbak door de aftakas aangedreven. Tijdens transport kunnen de pompen dan uitgeschakeld worden.
Lees verder onder de foto
Motor onder de cabine
De AT5104 haalt het vermogen uit een 13 liter Scania DC13-zescilinder met 550 pk. Het blok ligt onder de cabine en is met een aandrijfas over de vooras verbonden aan de versnellingsbak. Ook softwarematig zijn ze aan elkaar verbonden. De bak geeft namelijk opdracht aan de motor om op te toeren wanneer dit nodig is. Zo draait de motor altijd op het meest effectieve toerental, tussen 750 en 1.800 toeren. Verder is alleen het koelpakket van de motor voorin de neus te vinden. Ploeger koos bewust voor een motor vóór de vooras om de gewichtsverdeling van vooras en achteras (in combinatie met de in het midden liggende tank) altijd tussen de 45% en 55% te houden, ook met geheven bemester op de kopakker. Leeg is dit andersom. De neus is daarom wat langer dan bij de concurrentie, maar zit voor het zicht niet in de weg.
Lees verder onder de foto
Vol in no-time
Ook de AT5104 is leverbaar met superload, net als de drie- en vijfwieler. Met deze optie gaat de meststroom vanaf de 8 of 10 inch zuigarm door een Vogelsang-snijfilter direct onder de zuigarm met een 10-duims pijp naar de tank. Hier splitst de pijp op in een bypass en een pijp naar de verdringerpomp, die voor vacuüm zorgt en de mest vervolgens via een pijp in de tank pompt. Wanneer de centrifugaalpomp op de zuigarm mee gaat pompen, opent de bypass en gaat een gedeelte regelrecht de tank in. Hiermee zuigt de machine de 22-kuubs tank binnen twee minuten vol. In het veld draait de Börgerpomp andersom, en pompt de mest door een 8 inch buis naar de bemester. Dit alles gaat volledig automatisch via een tuimelschakelaarschakelaar (keuze tussen laden en lossen) en de E-knop op de rijhendel.
Lees verder onder de foto
Eenvoudige besturing
Vanuit de cabine voelt de machine veel minder kolossaal dan dat-ie oogt. De draaicirkel is korter dan je verwacht. Wel merkten we dat het sturen vrij zwaar gaat. De oplossing hiervoor volgt mogelijk in de vorm van een zwaardere stuurpomp. Kijken we verder naar de besturing, dan zien we de hondengangfunctie. Die vervangt het knopje van de trekkrachtregeling van het neuswiel die in de drie- en vijfwieler zit. Verder is alles gelijk gebleven, zodat een Ploeger-rijder er zonder uitleg mee kan werken. Maar ook nieuwe chauffeurs hebben het snel onder de knie, zo ervaarden we zelf. We drukten op E-knop op de rijhendel en de zelfrijder laat vervolgens automatisch de 8 meter brede Veenhuis zakken, schakelt de verdeler in, opent de afsluiters en schakelt de 9-kuubs Börger-verdringerpomp in. We duwen het hendel naar voren en tikken al snel een krappe 12 km/u aan. In de spiegels zien we dat de bemester toch écht in de grond zit, terwijl we daar in de cabine vrijwel niets van merken.
Lees verder onder de foto
Kwestie van details
Omdat we er praktisch vanaf het afbouwen in de fabriek tot en met de eerste bewerkte hectares bij waren, zagen we ook wat kinderziektes. Zo misten we een handvat tijdens het opstappen en merkten we het zware sturen op. Ook de hondengang werkte nog niet helemaal naar wens, en moeten er enkele weigerende verlichtingsstekkers worden nagelopen. Toch zijn we erg onder de indruk, omdat het hier gaat om de állereerste veldtest. Hoeveel de machine gaat kosten weet de fabrikant nog niet, omdat tijdens het prototype-traject nog aanpassingen kunnen plaatsvinden. Ploeger streeft ernaar om de voorserie van de AT5104 volgend jaar op de markt te kunnen brengen.
Tekst: Jacco van Erkelens/Foto‘s: Peter Roek
Gerelateerde tags: Mest, Ploeger, Zelfrijder