Melkveehouder en Massey Ferguson liefhebber Jan-Arend Poppinga in het Friese Nij Beets speelde al langer met het idee een keer een Massey Ferguson dag op zijn bedrijf te organiseren en dit jaar moest het er maar een keer van komen. Door de corona problematiek en omdat het evenement voor het eerst werd georganiseerd is de omvang en vooral de publiciteit bescheiden gehouden. Niettemin stonden er toch zo’n 90 trekkers en enkele werktuigen bij Poppinga, netjes gesorteerd naar type en bouwjaar in de wei en werd het voor de deelnemers toch nog een mooie dag. Gewone en toch ook best wel een aantal ongewone trekkers waren stof voor vele gesprekken. Dat begint met verschillen in uiterlijke kenmerken van de diverse typen en het eindigt bij het aantal graden voorinspuiting en het aantal boutjes in het kroonwiel van het differentieel.
In de ochtend arriveren de deelnemers met een breed assortiment aan trekkers van verschillende generaties. Hier komen Taeke Jan en Wilko Hoogeveen uit Boerakker het erf op met hun keurig gerestaureerde 2680, en de 133 die opa Hoogeveen destijds nieuw heeft gekocht. Achterop de nog maar recent gebouwde Pro-Stock 1155.
Loonbedrijf De Vries uit Oudega betreedt het toneel met meerdere trekkers. Onder andere deze nog in mooie staat verkerende 595 MKII. In 1974 begon bij de MF de 500-serie als vervanging van de 100-serie met de 595 (aanvankelijk rode wielen). Pas in 1976 ging het volop los en werd de hele 100-serie vervangen door de 500-serie.
In 1936 begon de Ferguson-geschiedenis met de introductie van de Ferguson A. Geproduceerd door David Brown in Huddersfield, en op de markt gebracht door Harry Ferguson. Dit was ’s werelds eerste trekker met hydraulische driepunts-hefinrichting met trekkrachtregeling. De samenwerking duurde tot 1939. Harry Ferguson had inmiddels afspraken gemaakt met Henry Ford, het beroemde ‘Handshake agreement’. In samenwerking met Ford werd de trekker volledig opnieuw ontworpen en bij Ford in Amerika in productie genomen. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou Ferguson de trekkers zelf in productie nemen in Coventry.
Met de grijze Fergusons veroverde Harry Ferguson al in de jaren 50 de wereld veroverd. Maar in de sixties was er wereldwijd geen kruid gewassen tegen de opmars van de 135. Als broodjes van de bakker zijn ze verkocht, en ook nu zijn er nog veel in gebruik voor kleine klussen. MF-liefhebbers raken er niet over uitgepraat, want let wel: de ene 135 is de andere niet. Op afstand is het een pot nat, maar in detail zijn er in tien jaar tijd veel wijzigingen geweest. En ook de Franse productie is weer nét een beetje anders dan de Engelse versie.
De 100-serie ging in 1964 van start. Tot 1964 was de Europese productie van MF erg overzichtelijk, maar met de 100-serie kwam er in ruim tien jaar tijd een behoorlijk scala aan modellen op de markt. Door de jaren heen afgewisseld met modificaties en nieuwe uitvoeringen, en ook nog verschillen tussen de trekkers uit Beauvais en Coventry. Daar valt voor de liefhebber heel wat in te studeren. In Nij Beets stonden er genoeg om wat misverstanden uit de wereld te helpen en anderzijds ook nieuwe vragen op te roepen.
Links een 550, in 1976 de kleinste trekker in de nieuwe 500-serie en onderhuids eigenlijk een 135. Rechts een 560, de opvolger van de 155.
Volledig originele trekkers uit de jaren 70 zijn er niet zoveel, maar dit is er een! Nog op de eerste banden en met minder dan 3.000 originele draaiuren. Wordt jaarlijks nog een beetje gebruikt om hooi te persen en staat op dubbellucht nog wel eens voor de sleepwagen. Is de laatste generatie met grijze cabine en slechts één deur. De eerste generatie had rechts eenzelfde klapraam als links; deze heeft een schuifraam, zoals de opvolgers, met een deur rechts en een rode cabine.
De 595 is de opvolger van de 1080. Beide destijds ook leverbaar met vierwielaandrijving. En anders dan de overige 100- en de meeste 500-serie trekkers, alleen in Beauvais geproduceerd. Een turbo was optie op de 595, maar in de praktijk geen groot succes.
Vierwielaandrijving is pas bij de 500-serie flink verkocht, maar op het eind van de rit van de 100-serie was vanaf de 168 ook vierwielaandrijving al een fabrieksoptie. Van de 188 zijn de meeste wellicht nog met aangedreven vooras geleverd. Destijds afkomstig van Landini, waar Massey Ferguson een belangrijk aandeel in had.
In 1972 kwam de 1200 op de markt, voorzien van een 105 pk zescilinder Perkins en assen en transmissie van een 100-serie MF. Net iets eerder kwamen in Noord Amerika de 1500 en de 1800 op de markt. Wat vormgeving betreft is er wel wat gelijkenis, maar technisch zijn het totaal verschillende trekkers.
De 1505 en 1805 waren in 1975 de opvolgers van de 1500 en 1800. Beide eigenlijk identieke trekkers. De 1800 en 1805 voorzien van een V8 Caterpillar en goed voor 185 respectievelijk 210 pk. In Nederland is de 1505 nooit verkocht, wel zijn er drie stuks 1805 verkocht. In Engeland is nooit anders dan de 1505 verkocht en in andere Europese landen, vooral Frankrijk en Duitsland, zijn ook enkele stuks weggezet.
De 1505 en 1805 waren in 1975 de opvolgers van de 1500 en 1800. Beide eigenlijk identieke trekkers. De 1800 en 1805 voorzien van een V8 Caterpillar en goed voor 185 respectievelijk 210 pk. In Nederland is de 1505 nooit verkocht, wel zijn er drie stuks 1805 verkocht. In Engeland is nooit anders dan de 1505 verkocht en in andere Europese landen, vooral Frankrijk en Duitsland, zijn ook enkele stuks weggezet.
In 1973 is de 1150 vervangen door de 1155. Onderhuids dezelfde trekker, maar nu met een nieuwe vormgeving en een fabriekscabine die voor de 1085, 1105, 1135 en 1155 gelijk was. In de praktijk is deze ook vrijwel als standaarduitvoering geleverd, hoewel er uitzonderingen zijn op deze regel. En allicht waren voor Amerika lange steekassen voor dubbelluchtmontage een bekende optie.
In 1978 kwam in de VS de 2700-serie op de markt. De 2745 was toen met de 8,8 liter V8 de opvolger van de 1155. De 2745 had nog twee grotere broers. Met 10,5 liter Perkins-V8 was de 2805 met 195 pk aan de aftakas toen de zwaarste trekker.
Met vierwielaandrijving zijn de achtcilinders nooit geleverd. Maar in Amerika, net als in Europa, waren er wel bedrijven die ze ombouwden. Of die een kit leverden om er een aangedreven vooras onder te zetten. Toch is dat bij de MF’s maar zelden gebeurd, en daarom nu toch wel apart.
Van de 1155 zijn in Nederland destijds maar enkele exemplaren verkocht. Inmiddels is de trekker door import uit het buitenland geen onbekende meer in ons land. De achtcilinders zijn dankbare uitgangspunten voor pullers in diverse klassen, tot en met Super- en Prostock toe. De Red Adventure van de familie Hoogeveen uit Boerakker is een recente toevoeging aan het strijdtoneel.
In 1980 waren de 2640 en 2680 het begin van een nieuwe generatie MF’s, en had Massey Ferguson eindelijk in het segment van 120-140 pk een trekker die de concurrentie goed aankon. De cabine en ook de hele ergonomie in de cabine zijn sterk afgeleid van de iets eerder op de markt verschenen Amerikaanse 2700-typen. Technisch waren dat verder volledig verschillende trekkers. De introductie van deze serie maakte ook meteen een eind aan de 1250-kniktrekker, die tot dan toe de zwaarste Europese, door MF geproduceerde trekker was.