Trekkerfabrikanten dreigen te blijven zitten met zogenoemde overgangsmotoren. Deze motoren mogen nog gebruikt worden voor ze moeten voldoen aan de hogere Stage V emissie-eisen.
Fabrikanten willen de deadline tot wanneer niet-Stage V-motoren in trekkers gebouwd mogen worden uitstellen. Voor deze verordening geldt een overgangsfase waarin motoren gebruikt mogen worden die voldoen aan de nu geldende minimale eisen, de zogenoemde overgangsmotoren. Nu door de uitbraak van het coronavirus de productie van machines vertraging oploopt en de termijn voor Stage V dichterbij komt, dreigen deze motoren straks ongebruikt naar de sloop te kunnen. Dit kost de fabrikanten niet alleen geld, maar het betekent ook verspilling van materialen. Via een officieel schrijven vraagt daarom onder andere de koepelorganisatie voor de mechanisatiebranche (Cema) Brussel nu om uitstel van de verplichting van de Stage V-motoren.
Machinefabrikanten hebben tot 30 juni 2020 de tijd om de machines met deze overgangsmotoren (tot 76 pk en vanaf 177 pk) te produceren en vervolgens tot 31 december 2020 om deze machines in de EU in de handel te brengen. Dezelfde termijnen gelden in 2021 voor machines met een vermogen van 76 pk tot 177 pk. De brancheorganisaties voorspellen dat deze termijnen door het coronavirus niet gehaald kunnen worden.
Zonder essentiële onderdelen als banden, assen, hydraulica, verlichting en elektronische apparatuur kunnen de fabrikanten de bouw van de machines niet binnen de gestelde termijnen afronden. Die levering liep in de afgelopen weken terug als gevolg van gesloten fabrieken in China en Italië, door de uitbraak van het coronavirus. Als gevolg daarvan kunnen machinefabrikanten hun machines niet op tijd op de markt brengen met de overgangsmotoren die zij al hadden aangeschaft voor de productie. Hierdoor zouden die motoren niet meer gebruikt kunnen worden.
